zoef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zoef    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zoef

Tussenwerpsel

zoef

  1. geeft het geluid aan van iets snel voorbijgaat
    • Zoef, zoef en weer was er een week voorbij! 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zoeven

zoef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Ik zoef. 
  2. gebiedende wijs van zoeven
    • Zoef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Zoef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zoef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.