zoekbracht

Uitspraak

• Geluid:  zoekbracht    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zoek·bracht

Werkwoord

zoekbracht

1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van zoekbrengen
   

   • ... dat ik zoekbracht. 
     
   • ... dat jij zoekbracht. 
     
   • ... dat hij, zij, het zoekbracht. 

Gangbaarheid

• Het woord zoekbracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.