zwaailichten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwaailichten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwaai·lich·ten

Zelfstandig naamwoord

dezwaailichtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwaailicht
     De ambulance reed in een gezapig tempo op de rechterbaan terwijl verschillende zwaailichten aan de buitenkant aan- en uitgingen, de ruitenwissers begonnen te werken en vervolgens weer stilstonden, de sirene loeide en tot zwijgen werd gebracht en de knipperlichten werden uitgeschakeld.[1]
     Als dan Ali in de ambulance ligt en het voertuig met zwaailichten voor onze woning wegrijdt de donkere nacht in, barst ik van de weeromstuit in snikken uit.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwaailichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
  2. Jan Klijn
    “Van regenwoud tot bergtop” (2020), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789043535007
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.