zwabbert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwabbert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwab·bert

Werkwoord

vervoeging van
zwabberen

zwabbert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwabberen
    • Jij zwabbert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwabberen
    • Hij zwabbert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwabberen
    • Zwabbert! 
     'Dat is die man die de dekken zwabbert.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwabbert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.