zwijg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwijg

Werkwoord

vervoeging van
zwijgen

zwijg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
    • Ik zwijg. 
  2. gebiedende wijs van zwijgen
    • Zwijg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
    • Zwijg je? 
     Ik zwijg en wacht.[1]
     Ik kreeg hartkloppingen, en dan zwijg ik nog over de invloed op mijn sociale leven.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
  2. Kolfschooten, Frank van
    “Ontspoorde wetenschap” (2012), De Kring, ISBN 9789491567087
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.