zwijgt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijgt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwijgt

Werkwoord

vervoeging van
zwijgen

zwijgt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
    • Jij zwijgt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
    • Hij zwijgt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwijgen
    • Zwijgt! 
     'En het is ook de bedoeling dat u hierover zwijgt', zei Reinhart.[1]
     ' 'En als u geen inkomen had? Moet de maatschappij u laten creperen?' Mia zwijgt.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwijgt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
  2. “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.