zwoegden

Uitspraak

• Geluid:  zwoegden    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zwoeg·den

Werkwoord

zwoegden

1. meervoud verleden tijd van zwoegen
   

   • Wij zwoegden. 
     
   • Jullie zwoegden. 
     
   • Zij zwoegden. 

   ▸ Velen werden geboren op een Venetiaans eiland, zwoegden op dat Venetiaanse eiland en begonnen aan hun eeuwige rust op precies hetzelfde Venetiaanse eiland, zonder ooit voet te hebben gezet op de andere eilanden in de lagune, om nog maar te zwijgen van de stad zelf.^[1]

   ▸ Behalve zijn blonde haar, groene ogen en zijn versleten spijkerbroek en jasje — die haar aan een cowboy deden denken — verschilde hij uiterlijk niet eens zo erg van de plaatselijke boeren die hun hele leven zwoegden.^[2]

Gangbaarheid

• Het woord zwoegden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen