zwoegers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwoegers    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwoe·gers

Zelfstandig naamwoord

dezwoegersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwoeger
     Ik keek naar hen terwijl ze steeds verder achterbleven, en ik kreeg diep medelijden met de kinderen van die bezeten zwoegers.[1]
     De twee anderen zijn zwoegers, die naar voren zijn gestuurd voor het geval dat hun kopman aanvalt en steun nodig heeft.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zwoegers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “De schaduw van gisteren” (2021), Saga, ISBN 9788726484830
  2. Paul Fournel
    “Thuis in het peleton” (2023), Oevers, ISBN 9789493290396
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.