zwoegt

Uitspraak

• Geluid:  zwoegt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zwoegt

Werkwoord

zwoegt

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwoegen
   

   • Jij zwoegt. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwoegen
   

   • Hij zwoegt. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwoegen
   

   • Zwoegt! 

   ▸ Stel je iets voor waar je dag in dag uit aan werkt, iets waar je meer om geeft dan om wat dan ook, iets waar je elke dag tegen beter weten in op zwoegt in de hoop dat het ergens toe leidt.^[1]

   ▸ Het zal haar bijna een jaar kosten om dit eerste boek te ontcijferen, een jaar waarin ze zwoegt over elke regel, probeert wijs te worden uit een zin, daarna een pagina, daarna een hoofdstuk.^[2]

Gangbaarheid

• Het woord zwoegt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen