afkomst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afkomst    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfkɔmst/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·komst
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van afkomen met het achtervoegsel -st [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord afkomst afkomsten
verkleinwoord afkomstje afkomstjes

Zelfstandig naamwoord

deafkomstv

  1. de familie waarvan je afstamt
    • Die jongen heeft een goede afkomst, maar is toch gaan stelen. 
    • Hij is van adellijke afkomst. 
     Alleen zijn platte accent verried een afkomst die niet geheel strookte met zijn verschijning, en nadat ze waren ingestapt stelde de man zich voor als Joey.[2]
     Ingeborgs vader, baron Von Freital, geloofde niet in de liefde, maar des te meer in geld en afkomst, en vooral in de gunstige combinatie van die grootheden.[3]
  2. de plaats waar je vandaan komt
    • De afkomst van de inbrekers was onbekend. 
     "Er is sprake van institutioneel racisme als de processen, het beleid en de (geschreven en ongeschreven) regels van instituten leiden tot discriminatie van groepen mensen op grond van etniciteit, afkomst, of huidskleur", legt het College voor de Rechten van de Mens uit.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afkomst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. afkomst op website: Etymologiebank.nl
  2. Safae el Khannoussi
    “Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim , ISBN 9789493339125
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
  4. Weblink bron “Dit wordt bedoeld met 'institutioneel racisme' (en zo pak je het aan)” (29 juni 2022), NU.nl
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be