belofte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  belofte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·lof·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Oude afleiding van het voltooid deelwoord van beloven met het achtervoegsel -te. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord belofte beloftes, beloften
verkleinwoord beloftetje beloftetjes

Zelfstandig naamwoord

debeloftev

  1. een mondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
    • Belofte maakt schuld. 
    • Tijdens de huwelijksplechtigheid doe je de belofte elkaar altijd trouw te blijven. 
    • Het kabinet-Schoof maakte beloften waarvan al vooraf duidelijk was dat ze nooit waargemaakt konden worden, zegt de Nationale Ombudsman. „Ik vind dat niet eerlijk tegenover de mensen in Nederland. Het heeft stilgestaan.”[2] 
     Hoewel ze elk woord van haar belofte meende, zou dit een onmogelijke opgave blijken.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord belofte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen