belofte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: belofte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·lof·te
Woordherkomst en -opbouw
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | belofte | beloftes, beloften |
| verkleinwoord | beloftetje | beloftetjes |
Zelfstandig naamwoord
de belofte v
- een mondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
- Belofte maakt schuld.
- Tijdens de huwelijksplechtigheid doe je de belofte elkaar altijd trouw te blijven.
- Het kabinet-Schoof maakte beloften waarvan al vooraf duidelijk was dat ze nooit waargemaakt konden worden, zegt de Nationale Ombudsman. „Ik vind dat niet eerlijk tegenover de mensen in Nederland. Het heeft stilgestaan.”[2]
- ▸ Hoewel ze elk woord van haar belofte meende, zou dit een onmogelijke opgave blijken.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
- doopbelofte, godsbelofte, heilbelofte, trouwbelofte, verkiezingsbelofte
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord belofte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belofte" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ belofte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nrc.nl (19 jun 2025)
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be