informaticaleraar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  informaticaleraar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·for·ma·ti·ca·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord informaticaleraar informaticaleraars
informaticaleraren
verkleinwoord informaticaleraartje informaticaleraartjes

Zelfstandig naamwoord

deinformaticaleraarm

  1. (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in het schoolvak waarin geleerd wordt over computers en software.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'informaticaleraar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.