projector

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  projector    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pro·jec·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘projectietoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1943 [1]
  • Naamwoord van handeling van projecteren met het achtervoegsel -or [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord projector projectoren
projectors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deprojectorm

  1. toestel om een afbeelding op een scherm te projecteren
     Om de Rotterdammers een handje te helpen, is een projector naast de vuilnisbakken geplaatst. Die projecteert beelden van een levensgrote rat bij de container. De projectie van het knaagdier wordt afgewisseld met de tekst: "Voorkom ratten."[3]
  2. (wiskunde) de lijn waarmee men een punt of een lijn op een andere lijn of een vlak projecteert
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord projector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen