uitscheiden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitscheiden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·schei·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en scheiden
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| uitscheiden |
scheed uit, schee uit scheidde uit |
uitgescheden uitgescheeën uitgescheiden |
| klasse 1
zwak -d
|
volledig | |
Werkwoord
uitscheiden
- ergatief ~ met ergens mee ophouden, stoppen
- Schei toch uit!
- ergatief, (pregnant) ~ over niet langer over iets praten (in deze betekenis vooral als gebiedende wijs)
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| uitscheiden |
scheidde uit |
uitgescheiden |
| zwak -d
gemengd |
volledig | |
Werkwoord
uitscheiden
- overgankelijk een stof het lichaam laten verlaten
- Was wordt door bijen uitgescheiden.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord uitscheiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitscheiden" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be