-s-

Nederlands

Huidig
bestand
9.077
Uitspraak
  • IPA: //s//
Woordafbreking
  • -s-

Invoegsel

-s-

  1. (taalkunde) affix dat tussen twee delen van een samenstelling geplaatst wordt
    Hierdoor worden de twee delen van een woord op toepasselijke wijze met elkaar verbonden. Het kan duiden op een bezitsrelatie en is historisch gezien verwant aan de genitief. De spelling kan die van de meervoudsvorm volgen, als er slechts één meervoudsvorm is; in de spellingregels die tot 1996 golden kon ook een rol spelen of de betekenis op meerdere exemplaren van het eerste deel betrekking had.
    • Bakker + room → bakkersroom. 
    • Beroep + ethiek → beroepsethiek. 
    • Rijkelui + zoontje → rijkeluiszoontje. 
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen

    Deens

    Huidig
    bestand
    163
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «ejendom + mægler → ejendomsmægler»
      huisagent

    Duits

    Huidig
    bestand
    61
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «Abfertigung + Halle → Abfertigungshalle»
      luchthaventerminal, vertrekhal

    Engels

    Huidig
    bestand
    1
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «spoke + man → spokesman»
      woordvoerder


    IJslands

    Huidig
    bestand
    2
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «arbeid + bluse → arbeidsbluse»
      werkblouse


    Noors

    Huidig
    bestand
    821
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «arbeid + bluse → arbeidsbluse»
      werkblouse


    Nynorsk

    Huidig
    bestand
    359
    Uitspraak
    • IPA: / ɛs /

    Invoegsel

    -s-

    1. -s-
      «oppdrag + givar → oppdragsgivar»
      opdrachtgever, opdrachtgeefster
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.