Duitsers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Duitsers    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Duit·sers

Zelfstandig naamwoord

deDuitsersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Duitser
     En daardoor waren de voorwaarden voor een normale en vriendschappelijke relatie tussen de Noren en de Duitsers zo goed als vernietigd. Koning Haakon en de kroonprins, zijn oude zeilvriend Olav, zaten nu samen met de gevluchte Noorse regering in Londen.[1]

Bijvoeglijk naamwoord

Duitsers

  1. partitief van de vergrotende trap van Duits

Gangbaarheid

  • Het woord Duitsers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.