aadlijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aadlijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈatlək/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aad·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aadlijkaadlijkeraadlijkst
verbogen aadlijkeaadlijkereaadlijkste

Bijvoeglijk naamwoord

aadlijk

  1. (adel) (dichterlijk) van of behorende tot de adel
     Daar lag zij in het venster,
    behangen met fluweel,
    in 't midden van haar maagden,
    gedost in 't aadlijk geel.
    [2]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

  • Het woord 'aadlijk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Graaf Floris de vierde (1997) in:
    Willem van den Berg & Hanna Stouten
    De duinen gillen mee!, Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 9021405911, p. 56
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.