aankan
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankan (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɲkɑn / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·kan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankunnen |
aankan
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankunnen
- ... dat ik aankan.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankunnen
- ... dat jij aankan.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankunnen
- ... dat hij aankan.
- ▸ Ik denk niet dat ik dat emotioneel aankan.[1]
Synoniemen
- [2,3] aankunt
Gangbaarheid
- Het woord aankan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.