aarzel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aarzel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aar·zel

Werkwoord

vervoeging van
aarzelen

aarzel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aarzelen
    • Ik aarzel. 
  2. gebiedende wijs van aarzelen
    • Aarzel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aarzelen
    • Aarzel je? 
     Wilt u uw verhaal kwijt, aarzel dan niet.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord aarzel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.