aarzelden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aarzelden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aar·zel·den

Werkwoord

vervoeging van
aarzelen

aarzelden

  1. meervoud verleden tijd van aarzelen
    • Wij aarzelden. 
    • Jullie aarzelden. 
    • Zij aarzelden. 
     De automobilisten erachter reageerden verward en toeterden, aarzelden om een ziekenwagen te passeren.[1]
     ' 'Wat een afschuwelijke situatie voor ze!' 'Ze aarzelden.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord aarzelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
  2. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeve zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.