abbreviëren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abbreviëren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ab·bre·vi·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abbreviëren
abbrevieerde
geabbrevieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

abbreviëren [2]

  1. overgankelijk afkorten, verkort schrijven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'abbreviëren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.