abrir

Portugees

Uitspraak
  • IPA: /aˈbɾiɾ/
Woordafbreking
  • a·brir
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abrir
abria
abrido
volledig

Werkwoord

abrir

  1. openen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /aˈbɾiɾ/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abrir
abría
abierto
volledig

Werkwoord

abrir

Woordafbreking
  • a·brir
  1. onovergankelijk opengaan, openen
  2. vluchten, weglopen
  3. overgankelijk openen, openmaken, opendoen
  4. openscheuren, opensnijden, openknippen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.