acaecer

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /a.ka.e.ˈseɾ/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acaecer
acaecía
acaecido
volledig

Werkwoord

acaecer

Woordafbreking
  • a·ca·e·cer
  • onovergankelijk
  1. voorvallen, gebeuren, geschieden, plaatshebben, voorkomen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.