adverbiaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  adverbiaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ad·ver·bi·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘bijwoordelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
  • afgeleid van het Latijnse adverbium (bijwoord) met het achtervoegsel -aal [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen adverbiaaladverbialeradverbiaalst
verbogen adverbialeadverbialereadverbiaalste
partitief adverbiaalsadverbialers-

Bijvoeglijk naamwoord

adverbiaal [3]

  1. (taalkunde) bijwoordelijk

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord adverbiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
40 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[1]
  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.