afbeet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afbeet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·beet

Werkwoord

vervoeging van
afbijten

afbeet

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afbijten
    • ... dat ik afbeet. 
    • ... dat jij afbeet. 
    • ... dat hij, zij, het afbeet. 
     In plaats van twee bange muisjes werd hij geconfronteerd met een standvastig duo van wie er één als een getergde leeuw van zich afbeet.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afbeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.