affirmeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  affirmeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·fir·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevestigen’ voor het eerst aangetroffen in 1353 [1]
  • afgeleid van het Franse affirmer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
affirmeren
affirmeerde
geaffirmeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

affirmeren [4]

  1. overgankelijk bevestigen, bekrachtigen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord affirmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.