-eren

Nederlands

Huidig
bestand
1.030
Uitspraak
  • Geluid:  [A] -eren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈerə(n)/ (2 lettergrepen)
  • Geluid:  [B] -éren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈerə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • -e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  1. [A] van het oude meervoud -re (verwant aan het Duitse -er), waaraan een tweede meervoudsuitgang -en werd toegevoegd. De enkelvoudige variant is nog steeds te zien in bepaalde verbindingen, zoals kinderkamer en in de vorming van meervoudige verkleinwoorden kindertjes, radertjes; cognaat met Engels -ren in children [1]
  2. [B] voornamelijk van Frans of Middelfrans, soms Oudfrans, -er of -ier met doorgaans Romaanse werkwoorden, later ook met Duitse werkwoorden op -ieren of met Nederlandse werkwoorden; bij deze werkwoorden staat de klemtoon altijd op de uitgang -éren, een werkwoord als luieren behoort hier dus niet toe [2] [3]

Achtervoegsel

[A] -eren

  1. vormt de meervoudsvorm van een kleine groep zelfstandige naamwoorden, zoals lam, gelid, been, kalf, rund, blad, rad, kind

[B] -éren

  1. deel van de infinitief van werkwoorden geleend van voornamelijk Franse werkwoorden die op -er eindigen, bijvoorbeeld informeren van het Franse informer.
    Bij leenwoorden uit het latijn betekent dit dat er achter de Latijnse uitgang -ĕre, -ēre een n wordt geplaatst.
Opmerkingen
Afgeleide begrippen
B. enige woorden met dit achtervoegsel die nog moeten worden aangebracht

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.