afroep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afroep    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·roep

Werkwoord

vervoeging van
afroepen

afroep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afroepen
    • ... dat ik afroep. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • op afroep
direkt na het doen van een verzoek
  Haar wangen bleven droog, haar hart was echter een tranendal waarin emoties verdronken. De site verscheen op afroep. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord afroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.