afroepen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afroepen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·roe·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afroepen
riep af
afgeroepen
klasse 7 volledig

Werkwoord

afroepen

  1. overgankelijk het een voor een noemen van namen
    • De artsen gingen de patiënten afroepen op volgorde van alfabet. 
  2. overgankelijk iets zelf veroorzaken, oproepen
    • Zij zijn de problemen aan het afroepen over zichzelf. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • op afroep
direkt na het doen van een verzoek
  Haar wangen bleven droog, haar hart was echter een tranendal waarin emoties verdronken. De site verscheen op afroep. [1] 


Gangbaarheid

  • Het woord afroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.