afspeelde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afspeelde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·speel·de

Werkwoord

vervoeging van
afspelen

afspeelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afspelen
    • ... dat ik afspeelde. 
    • ... dat jij afspeelde. 
    • ... dat hij, zij, het afspeelde. 
     Hij haalde nonchalant zijn schouders op en concentreerde zich weer volledig op datgene wat zich op het veld afspeelde.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afspeelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.