afstapte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afstapte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·stap·te

Werkwoord

vervoeging van
afstappen

afstapte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afstappen
    • ... dat ik afstapte. 
    • ... dat jij afstapte. 
    • ... dat hij, zij, het afstapte. 
     Toen hij op hen afstapte, was er direct de herkenning.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afstapte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.