afwachtte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwachtte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfwɑxtə/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɑfʋɑχtə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɑfʋɑxtə/
Woordafbreking
  • af·wacht·te

Werkwoord

vervoeging van
afwachten

afwachtte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afwachten
    • ... dat ik afwachtte. 
    • ... dat jij afwachtte. 
    • ... dat hij, zij, het afwachtte. 
     De muren van mijn huis waren inmiddels getransformeerd tot wanden van een isoleercel waarin ik de eigenhandige voltrekking van mijn doodstraf afwachtte. Internet werd mijn redding.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afwachtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.