alliëren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alliëren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • al·li·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alliëren
allieerde
geallieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

alliëren [3]

  1. overgankelijk samensmelten
  2. In het bijzonder: vermengen van verschillende metalen, legeren
  3. (militair) wederkerend zich ~: een bondgenootschap sluiten
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alliëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.