allumer

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  allumer    (hulp, bestand)
  • IPA: /alyme/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Volkslatijn alluminare, aangetroffen sinds de 11e eeuw. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
allumer
allumais
allumé
eerste groep volledig

Werkwoord

allumer

  1. aanmaken, doen branden.
  2. (techniek) aanzetten
    «Ça me fait penser à allumer la téloche pour regarder les infos de 9 h.»[2]
    Dat brengt me ertoe om de tv aan te zetten om naar het journaal van 9 uur te kijken.
  3. (spreektaal) prikkelen, uitdagen, opgeilen
    «Ta copine, tu devrais la tenir un peu, elle a pas arrêté de m’allumer pendant toute la soirée!»
    Je zou je vriendin een beetje moeten afremmen, ze heeft me de hele avond lopen uitdagen! [3]
  4. (spreektaal) slaan
    «C’bâtard, s'il continue à me chercher, j’vais l’allumer
    Die schoft, als-ie ruzie blijft zoeken, sla ik hem op zijn bek. [3]
  5. (spreektaal) neerknallen [3]
Synoniemen
  • [1] enflammer
  • [2] mettre en marche
  • [3] exciter
Antoniemen
  • [1][2] éteindre

Verwijzingen

  1. Weblink bron allumer in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
  2. Boris Tzaprenko
    “Noti Flap” (2013), vol.2 : Tribulations détectivesques méziguifères, p. 96
  3. 1 2 3
    Wouw, Berry van de
    , Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 14
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.