amusant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  amusant    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑmy'zɑnt/
Woordafbreking
  • amu·sant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermakelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen amusantamusanteramusantst
verbogen amusanteamusantereamusantste
partitief amusantsamusanters-

Bijvoeglijk naamwoord

amusant

  1. vermakelijk, grappig, vrolijk, licht
    • Hij vertelde enkele amusante verhalen. 
     Om zijn lippen speelde de amusante glimlach van iemand die het leven niet zo serieus neemt.[2]
     'U lijkt het nogal amusant te vinden, meneer.' De kilte in mijn stem kon hem niet zijn ontgaan. 'Maar wat u hebt gehoord, is helaas niet waar.'[3]

Gangbaarheid

  • Het woord amusant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Frans

  enkelvoud meervoud
  mannelijk   amusant amusants
  vrouwelijk   amusante amusantes

Bijvoeglijk naamwoord

amusant

  1. amusant

Werkwoord

amusant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van amuser
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.