licht

Niet te verwarren met: Licht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  licht    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɪxt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • licht
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord licht -
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord licht lichten
verkleinwoord lichtje lichtjes

Zelfstandig naamwoord

hetlichto

  1. (natuurkunde) elektromagnetische golven die met het oog kunnen worden waargenomen
    (met een golflengte van 420-780nm)
     Niemand wist wat dat blauwe licht was geweest, misschien statische energie van de storm of een bolbliksem?[9]
  2. lamp of andere lichtbron
    • Hij deed het licht uit voordat hij naar bed ging 
  3. (figuurlijk) verhelderende openbaring of helder inzicht
    • Na vele jaren vergeefs op school gezeten te hebben zag de jongen eindelijke het licht. 
Gelijkklinkende woorden
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1]

  • licht in de duisternis
zicht op de oplossing van een moeilijk probleem
  • licht aan het eind van de tunnel
einde aan een moeilijke periode
  • aan het licht brengen
iets bekend maken wat verborgen was
  • tegen het licht houden
grondig beoordelen
  • het licht niet onder de korenmaat zetten
meespreken, de eigen mening geven en eigen kennis tonen
Spreekwoorden
  • een vriendelijk gezicht brengt overal licht
een vrolijk persoon weet vaak meer te bereiken dan iemand die nors is
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lichtlichterlichtst
verbogen lichtelichterelichtste
partitief lichtslichters-

Bijvoeglijk naamwoord

licht

  1. bleek, helder van tint of kleur
     De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[10]
  2. van een gering gewicht
     Het apparaat – niet de lichtste optie met zijn 178 gram – was even groot als een Snicker en hoefde maar een keer per week opgeladen te worden.[9]
     Het was prachtig om te horen hoe bevlogen Scrambler over Grandma Gatewood vertelde en hoe hij ervan droomde om ook ooit met zo’n lichte uitrusting te lopen.[9]
  3. (voeding) luchtig, licht verteerbaar (gerecht)
  4. onbeduidend, futiel (voorwerp of feit)
  5. gemakkelijk, weinig moeite kostend
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[2]

  • zo licht als een veertje
haast zonder gewicht
  • gewogen maar te licht bevonden
beoordeeld en afgekeurd
Spreekwoorden

[5]

  • vele handen maken licht werk
als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan
Vertalingen

Bijwoord

licht

  1. enigszins
  2. lichtelijk
  3. een beetje
  4. een tikkeltje

Werkwoord

vervoeging van
lichten

licht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van lichten
  2. gebiedende wijs van lichten

Gangbaarheid

  • Het woord licht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /lɪçt/
  • Geluid:  licht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • licht
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse lieht

Bijvoeglijk naamwoord

licht

  1. licht; bleek, helder van tint of kleur
  2. dun, schaars

Duits

stellend vergrotend overtreffend
licht
lichter
am lichtesten
alle verbuigingsvormen
Synoniemen
  1. hell
  2. spärlich, schütter
Antoniemen
  1. dunkel, finster, trüb
  2. dicht
Afgeleide begrippen

Werkwoord

licht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lichten
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden
Paroniemen
  • Pflicht
  • richt
  • Sicht
  • Wicht

Fries

Bijvoeglijk naamwoord

licht

  1. licht; van een gering gewicht

Middelnederduits

Woordafbreking
  • licht
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudsaksische lioht

Zelfstandig naamwoord

licht

  1. (natuurkunde) licht; elektromagnetische golven die met het oog kunnen worden waargenomen (met een golflengte van 420-780nm)
Overerving en ontlening

Middelnederlands

Woordafbreking
  • licht
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Oudnederlandse lieht
  • [B] Afgeleid van het Oudnederlandse lieht
  • [C] Afgeleid van het Oudnederlandse *līht

Zelfstandig naamwoord

licht o [A]

  1. (natuurkunde) licht; elektromagnetische golven die met het oog kunnen worden waargenomen (met een golflengte van 420-780nm)
  2. licht, daglicht; licht van de zon dat overdag de wereld verlicht
  3. licht, verlichting; een lamp of andere lichtbron
  4. het licht: verstand krijgen
  5. zicht; gezichtsvermogen
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Verwijzingen

    Bijvoeglijk naamwoord

    licht [B]

    1. licht; bleek, helder van tint of kleur
    Schrijfwijzen
    • lecht
    • lijcht
    Overerving en ontlening

    Verwijzingen

      Bijvoeglijk naamwoord

      licht [C]

      1. licht; van een gering gewicht
      2. licht; gemakkelijk
      Schrijfwijzen
      Overerving en ontlening

      Verwijzingen

        Nedersaksisch

        Woordafbreking
        • licht

        Bijvoeglijk naamwoord

        licht

        1. licht; van een gering gewicht
        Afgeleide begrippen

        Oost-Fries

        Woordafbreking
        • licht

        Bijvoeglijk naamwoord

        licht

        1. licht; van een gering gewicht

        Riograndenser Hunsrückisch

        Uitspraak
        • IPA: /lɪxt/
        Woordafbreking
        • licht
        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Oudhoogduitse lioht

        Zelfstandig naamwoord

        licht o

        1. (natuurkunde) licht; elektromagnetische golven die met het oog kunnen worden waargenomen (met een golflengte van 420-780nm)
        Schrijfwijzen
        Antoniemen
        • tunkelheet
        Verwante begrippen

        Schots

        Uitspraak
        • IPA: /lɪxt/
        Woordafbreking
        • licht
        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Angelsaksische lēoht, līht en līhtan

        Zelfstandig naamwoord

        licht

        1. licht, verlichting; een lamp of andere lichtbron

        Werkwoord

        licht

        1. verlichten

        Bijvoeglijk naamwoord

        licht

        1. licht; bleek, helder van tint of kleur
        2. licht; van een gering gewicht
        3. ondergewicht hebbende

        Bijwoord

        licht

        1. licht

        Westfaals

        Woordafbreking
        • licht

        Bijvoeglijk naamwoord

        licht

        1. (Zuidwestfaals) licht; van een gering gewicht
        Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.