annonceren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  annonceren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • an·non·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aankondigen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • uit het Frans met het achtervoegsel -eren

Werkwoord

annonceren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
annonceren
annonceerde
geannonceerd
zwak -d volledig
  1. bekend maken
    •  
  2. (kookkunst) voorlezen van de bestelbon in de keuken om misverstanden te voorkomen
  3. verkondigen

Gangbaarheid

  • Het woord annonceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.