appointment

Engels

enkelvoud meervoud
appointment appointments

Zelfstandig naamwoord

appointment

  1. afspraak
    «He made an appointment to see his doctor.»
    Hij maakte een afspraak met zijn dokter.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.