appointment
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
appointment | appointments |
Zelfstandig naamwoord
appointment
- afspraak
- «He made an appointment to see his doctor.»
- Hij maakte een afspraak met zijn dokter.
- «He made an appointment to see his doctor.»
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.