articuleerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  articuleerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·ti·cu·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
articuleren

articuleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van articuleren
    • Ik articuleerde. 
    • Jij articuleerde. 
    • Hij, zij, het articuleerde. 
     Ze sprak langzaam en articuleerde duidelijk om haar woorden van meerwaarde te voorzien.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord articuleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.