asentar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
asentar
asentaba
asentado
volledig

Werkwoord

asentar

  • overgankelijk
  1. neerzetten, plaatsen
  2. bevestigen, vastmaken, vastzetten, vastleggen
  3. boeken, noteren, inschrijven
  4. toedelen, uitdelen
  5. aanzetten, scherpen, slijpen, wetten
  • onovergankelijk
  1. stevig staan
  2. goed zitten (van kleding)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.