aspirar

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /as.piˈɾaɾ/
Woordafbreking
  • as·pi·rar

Werkwoord

aspirar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aspirar
aspiraba
aspirado
volledig
  1. onovergankelijk aspireren, ambiëren, streven naar
  2. overgankelijk inademen, inhaleren
  3. zuigen, lurken, slurpen, opzuigen
  4. (taalkunde) aspireren, aanblazen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.