inhaleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inhaleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ha·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘diep inademen (van rook)’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse inhaler (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inhaleren
inhaleerde
geïnhaleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

inhaleren [3]

  1. overgankelijk een stof door diep in te ademen tot zich nemen
     Dus waarom niet leren blowen tussen experts? Ik nam een paar trekken van de splif na mijn bistromaaltijd, maar er gebeurde niets. Waarschijnlijk verwachtte ik er te veel van. De volgende ochtend probeerde ik het opnieuw, deze keer inhaleerde ik nog dieper, maar nog steeds had het weinig tot geen effect.[4]
     Maar evengoed hoestte ik toen ik probeerde te inhaleren en uiteindelijk werd het eerder een rookles dan dat we de puntjes op de i zetten.[5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inhaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.