associeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: associeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- as·so·ci·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
associëren |
associeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren
- Ik associeer.
- gebiedende wijs van associëren
- Associeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren
- Associeer je?
- ▸ ‘Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat een ziekenhuis een psychiatrische afdeling heeft. Dat associeer je eerder met een inrichting ergens in de bossen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord associeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.