attesteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  attesteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • at·tes·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘getuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
  • afgeleid van het Franse attester (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
attesteren
attesteerde
geattesteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

attesteren [4]

  1. overgankelijk met een attest bekrachtigen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord attesteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.