avgå
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: avgå (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑːvgo /
Woordafbreking
- av·gå
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 12969 |
---|
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
supinum |
avgå |
avgick |
avgått |
volledig |
Werkwoord
avgå
- onovergankelijk abdiceren, aftreden, ontslag nemen (bijv. van een verantwoordelijke functie)
- «Men hör vi någon kräva att alla politiker som kört för fort måste avgå?»
- Maar horen we dat iemand eist dat alle politici die te snel hebben gereden ontslag moeten nemen?
- «Men hör vi någon kräva att alla politiker som kört för fort måste avgå?»
- onovergankelijk, (scheepvaart) uitzeilen, wegvaren (van een vloot, schip of boot)
- onovergankelijk, (verkeer) afvaren, vertrekken (van een trein of bus)
- onovergankelijk, (financieel) aftrekken (bijv. korting van een prijs of een rekening)
- onovergankelijk behalen (de overwinning)
Synoniemen
- [1]: abdikera ww
- [1]: säga upp sig ww
- [1]: lämna in ww
Antoniemen
- [2-3]: ankomma ww
Afgeleide begrippen
- [1-3]: avgång zn
Uitdrukkingen en gezegden
- [3]: färdig att avgå
klaar om te vertrekken
- [5]: avgå med segern
de overwinning behalen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.