azulejo

Spaans

enkelvoud meervoud
azulejo azulejos

Zelfstandig naamwoord

azulejo m

  1. tegel, muurtegel, wandtegel
  2. (scharrelaarvogels) bijeneter

Werkwoord

vervoeging van
azulejar

azulejo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azulejar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.