baaskok

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord baaskok baaskokke

Zelfstandig naamwoord

baaskok

  1. (beroep) meesterkok, chef
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.