babbelend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: babbelend (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bab·be·lend
Werkwoord
vervoeging van: | babbelen |
verbogen vorm: | babbelende |
babbelend
- onvoltooid deelwoord van babbelen
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van babbelen
stellend | |
---|---|
onverbogen | babbelend |
verbogen | babbelende |
partitief | babbelends |
Bijvoeglijk naamwoord
babbelend
- zonder veel nadenkend pratend en keuvelend
- Schijnbaar ontspannen nippend van een grote mok thee bleek Adele (28) nog steeds het vrolijk babbelende buurmeisje en de als een misthoorn galmende diva in één. [1]
- Volgens Cobelens komt 60 procent van de informatie die wordt gebruikt voor inlichtingendoeleinden, uit het openbaar domein. Hij wijst daarbij op het 'babbelende, twitterende, facebookende, hyvende en bloggende individu' dat zelf van alles naar buiten brengt zonder erbij stil te staan dat het kan worden gebruikt. [2]
- De vlot babbelende docent bloemsierkunst van AOC Oost in Almelo geeft deze museummiddag in Ootmarsum uitleg over de adventstijd en de gebruiken die daarbij passen. [3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord babbelend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia Stefan Raatgever 10-01-17 Adele is babbelend buurmeisje en galmende diva in één
- ↑ Tubantia 06-07-13 Oud-directeur MIVD: 'Nederland luistert geen bevriende landen af'
- ↑ Tubantia 12-12-14 Natuur is nooit te duur
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.