bakende

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bakende    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·ken·de

Werkwoord

vervoeging van
bakenen

bakende

  1. enkelvoud verleden tijd van bakenen
    • Ik bakende. 
    • Jij bakende. 
    • Hij, zij, het bakende. 

Gangbaarheid

  • Het woord bakende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑːkənə /
Woordafbreking
  • ba·ken·de
Woordherkomst en -opbouw
  1. Bijvoeglijk gebruik van het onvoltooid deelwoord van het Noorse werkwoord bake
Naar frequentie 54853
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud bakende - - - - - -
o enkelvoud bakende
meervoud bakende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
bakende - - - - - -

Bijvoeglijk naamwoord

bakende

  1. bakend

Werkwoord

bakende

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord van ase
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.