bake

Middelnederlands

enkelvoud meervoud
nominatief bakebaken
genitief bakenbaken
datief bakebaken
accusatief bakebaken

Zelfstandig naamwoord

bake m

  1. (voeding) ham


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  bake 
he/she/it  bakes 
verleden tijd  baked 
voltooid
deelwoord
 baked 
onvoltooid
deelwoord
 baking 
gebiedende wijs  bake 
Uitspraak
  • Geluid:  bake (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:

Werkwoord

bake

  1. overgankelijk, (kookkunst) bakken [1]
  2. overgankelijk, (materiaalkunde) bakken [2]
  3. overgankelijk verhitten
  4. onovergankelijk het (erg) warm hebben
  5. onovergankelijk, (informeel) marihuana roken

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑːkə /
Woordafbreking
  • bake
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  baka ww 
Naar frequentie 8415
vervoeging
onbepaalde wijs bake
tegenwoordige tijd baker
verleden tijd bakte
voltooid
deelwoord
bakt
onvoltooid
deelwoord
bakende
lijdende vorm bakes
gebiedende wijs bak
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

bake

  1. ditransitief, overgankelijk, (kookkunst) bakken
    «Hun baker brødet sitt selv.»
    Ze bakt haar eigen brood.
  2. overgankelijk opwarmen, verwarmen
    «Sola bakte oss.»
    De zon verwarmde ons.
  3. impregneren met teer bij het gebruik van warmte
Synoniemen
  • [2]:  varme opp zn 
Afgeleide begrippen
  • [1]:  baking zn 
  • [1]:  bakebolle zn 
  • [1]:  bakepulver zn 
Verwante begrippen
  • [3]:  innbake zn 
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: brygge og bake
brouwen en bakken


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑːkə /
Woordafbreking
  • bake
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  baka ww 
vervoeging
onbepaalde wijs bake
baka
bake
baka
tegenwoordige tijd bakar bakar
baker
verleden tijd baka bakte
voltooid
deelwoord
baka bakt
onvoltooid
deelwoord
bakande bakande
lijdende vorm bakast bakast
gebiedende wijs bak
baka
bake
bak
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak
opmerking optioneel optioneel

Werkwoord

bake

  1. ditransitief, overgankelijk, (kookkunst) bakken
    «Ho baker brødet sitt sjølv.»
    Ze bakt haar eigen brood.
  2. overgankelijk opwarmen, verwarmen
    «Sola bakte oss.»
    De zon verwarmde ons.
  3. reinigen met een uitgekookt warm extract (zie bak)
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • [1]:  baking zn 
  • [1]:  bakebolle ww 
  • [1]:  bakepulver ww 
  • [2]:  bake seg ww 
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: bryggje og bake
brouwen en bakken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.